Vrouwen in Thailand

Volgens een oud Thais gezegde zijn vrouwen de achterpoten van de olifant. Daar zit veel waars in: maatschappelijk gezien zijn ze nog altijd ondergeschikt aan de man, hoewel de officiële discriminatie van vrouwen in Thailand grotendeels is opgeheven. Veel vrouwen hebben achter de schermen echter wel degelijk de touwtjes in handen. Al jarenlang staan vrouwen aan het roer van grote particuliere ondernemingen, omdat de mannen zich van oudsher bezighouden met overheids- en legertaken. Tegenwoordig zijn Thaise vrouwen prominent vertegenwoordigd in het hotelwezen, het toerisme, de makelaardij, reclame, export, bankwezen, geneeskunde en de rechterlijke macht. De studentenpopulatie aan universiteiten bestaat tegenwoordig voor bijna de helft uit vrouwen en de overheidsbureaucratie trekt veel vrouwelijke werknemers.

Op het relationele vlak hebben vrouwen het over het algemeen minder goed getroffen. Het wordt heel normaal gevonden dat de meeste Thaise mannen chao choo (overspelig) zijn. Als een vrouw ontrouw is, is dat een reden voor echtscheiding, maar als een man zijn vrouw bedriegt geldt dat niet. Buitenechtelijke affaires, waarbij een man er een mia noi (‘kleine vrouw’, maîtresse) op nahoudt, genieten zelfs een semi-officiële status.

Seksuele moraal

Thailand heeft de reputatie dat alles er kan en mag, en hoewel er minder sprake is van gedwongen prostitutie en kinderprostitutie dan vroeger, is de handel in vrouwen en minderjarigen nog niet verdwenen. Weliswaar haalt vooral het buitenlandse sekstoerisme de krantenkoppen, maar de meeste klanten zijn nog altijd de Thai zelf. Behalve in enkele wijken in Bangkok, zoals Patpong en Nana Plaza, en de schreeuwerige seksindustrie van Pattaya, gaat het er in Thailand in de prostitutie niet anders aan toe dan elders in de wereld: vrijwel elke middelgrote plaats heeft zijn bordelen. De rest van de maatschappij is op seksueel gebied doorgaans echter tamelijk conservatief. De traditie schrijft nog altijd een zekere mate van zedigheid in gedrag en kleding voor, en het komt zelden voor dat Thai in het openbaar uitting geven aan hun genegenheid voor elkaar. Onder invloed van het Westen is het nu wel zover dat jonge Thaise stelletjes op straat hand in hand lopen, maar daar blijft het dan ook bij.

Thai zijn over het algemeen verdraagzaam als het om seks gaat. Homoseksualiteit tussen volwassenen wordt geaccepteerd en de tolerantie tegenover kathoey of lady boys (travestieten of transgenders) is toegenomen, al worden ze volgens de wet gediscrimineerd en zijn ze in televisiesoaps vaak het mikpunt van grappen.

Thaise omgangsvormen

Onmiskenbaar bij alle sociale gebeurtenissen is de Thaise voorliefde voor plezier, sanuk. Thai voelen zich in een groep als een vis in het water – hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Over het algemeen hebben ze er een hekel aan om alleen te zijn, en de meesten begrijpen niets van de behoefte van buitenlanders om af en toe alleen te zijn.

Thai begroeten elkaar met een wai, of met de intiemere hom kaem (‘het ruiken van de wang’), waarbij het gezicht even dicht bij dat van de ander wordt gebracht. Achternamen worden zelden gebruikt, en zelfs relatief onbekenden noemen elkaar bij de bijnaam of cheu len (‘speelnaam’). Dikwijls zijn dat eenlettergrepige namen van dieren, zoals Moo (‘varken’), Noo (‘muis’) of Poo (‘krab’), of moderne, uit het Engels afkomstige namen als X, Boy of Benz.

Ook buitenstaanders worden vaak uitgenodigd om zich bij een feestje aan te sluiten. Een tegenuitnodiging wordt niet automatisch verwacht, al wordt die altijd wel erg gewaardeerd. Kijk er niet vreemd van op als u, terwijl je door een stadje wandelt, door een groep die iets te vieren heeft wordt uitgenodigd om erbij te komen. Vaak komen er muziek, alcoholhoudende drankjes en wat hapjes aan te pas. Dronkenschap wordt niet gewaardeerd, maar een beetje aangeschoten raken bij zulke gelegenheden is acceptabel.

Naast sanuk zijn er enkele andere begrippen die nuttig zijn om de Thaise cultuur te begrijpen. Zo hecht men grote waarde aan kraeng jai, wat betekent dat men anderen niet lastig wil vallen. Emoties als woede en ongemak worden daarom vaak weggestopt en spanningen en ruzie worden koste wat het kost vermeden. Thai houden erg van hun gemoedsrust en zullen hun uiterste best doen om een confrontatie uit de weg te gaan. Ze zeggen ook niet graag al te direct ‘nee’, uit angst ergernis te veroorzaken.

Bekijk nu de beste Thailand vakantie aanbiedingen

Ook een jai yen (‘koel hart’) is van groot belang. Een Thai probeert in alle situaties zijn kalmte te bewaren. Je zelfbeheersing verliezen of je stem in het openbaar verheffen leveren ernstig gezichtsverlies op; problemen moeten altijd vriendelijk en gelijkmoedig worden opgelost. Wie niet in staat is zich te beheersen, wordt als jai ron (heetgebakerd) beschouwd. Een Thai zal niet snel echt kwaad worden. Een glimlach en een verontschuldiging zullen bijna altijd de spanning verminderen. Fysiek geweld of stemverheffing kunnen echter grote vijandigheid oproepen en een boze Thai kan zelfs agressief worden. Een Thai aanraken (met name bovenop het hoofd), schreeuwen of iemands trots krenken kunnen een snelle, en vaak vijandige reactie oproepen. Bezoekers moeten bovendien oppassen niet met de voeten naar een Thai te wijzen (bijvoorbeeld als ze het ene been over het andere slaan). Voeten worden als onrein gezien en ermee naar iemand wijzen is dan ook een grote belediging.

Mai pen rai, wat zoveel betekent als ‘geeft niet’, staat in nauw verband met jai yen. Thai halen liever hun schouders op dan het risico te lopen dat een lastige situatie escaleert. Alles wat helpt om de rust te te bewaren of te herstellen wordt verwelkomd. Thailand heeft zich als souverein land kunnen handhaven dankzij het ongeëvenaarde Thaise gevoel voor compromissen – onbelangrijke zaken worden in perspectief gezet en andere kwesties worden eenvoudigweg genegeerd.

Enkele sociale problemen

Achter die vriendelijke, zorgeloze façade gaat een duisterder laag schuil. De georganiseerde misdaad heeft overal vertakkingen. Machtige maffiabendes verdienen goud geld aan drugs, illegale gokhuizen en prostitutie. De jao phor (maffiabazen) staan vaak aan het hoofd van legale bedrijven of spelen zelfs een rol in de regionale politiek. Afrekeningen in het onderwereldcircuit komen regelmatig voor.

Corruptie is alom aanwezig in Thailand, en in 2011 bleek bij een opiniepeiling dat slechts 35,5 procent van de bevolking dat onaanvaardbaar vindt. Nepotisme is heel gewoon bij de overheid en grote bedrijven; bouwopdrachten bijvoorbeeld komen vaak terecht bij favoriete bedrijven, en bij verkeersovertredingen vragen agenten doorgaans een contant te betalen ‘boete’, die in hun eigen zakken verdwijnt.

Door de trek van het platteland naar de steden storten traditionele familienetwerken in en valt het oude vangnet van familie en gemeenschap weg. De neveneffecten van de snelle modernisering komen onder andere tot uiting in de zorgwekkende toename van het aantal krottenbewoners en bedelaars in Bangkok.

Nieuwe invloeden

Door de globalisering is Thailand ingrijpend veranderd. Bangkok verkeert in een voortdurende staat van vernieuwing. Wolkenkrabbers met appartementen, kantoren en winkelcentra worden in onrustbarend tempo uit de grond gestampt. Ook het leven op het platteland is aan het veranderen. Nog niet zo lang geleden verzamelden dorpsbewoners zich tegen de avond bij de bron om water te halen en tegelijkertijd even bij te praten. Nu kijken ze dikwijls tv, bellen elkaar via de mobiele telefoon en komt het water uit de kraan.

Door de geschiedenis heen hebben Thai zich doorgaans gemakkelijk aangepast aan invloeden van buitenaf – zoals die vanuit het Westen in de 19e eeuw – in plaats van zich ertegen te verzetten. Deels vanwege hun boeddhistische geloof schikken Thai zich van oudsher snel in veranderende omstandigheden. Dat is overal in het land zichtbaar – zo schieten internationale winkelketens als paddestoelen uit de grond en is de hele bevolking sinds enige tijd in de greep van televisiesoaps. Tegenwoordig wordt het schoonheidsideaal zelfs vertegenwoordigd door luk kreung (‘halfkinderen’): kinderen van gemengde afkomst, die zowel een Thaise als een westerse ouder hebben. Luk kreung zijn in de muziek-, soap- en reclamewereld dominant aanwezig.

Het valt te hopen dat de moderne ontwikkelingen niet ten koste gaan van de traditionele Thaise sanuk en vriendelijkheid.

De Bergvolken De kleurrijke etnische minderheden die in het beboste, bergachtige noorden wonen, vormen een belangrijke toeristische trekpleister.

De bergvolken of chao khao van Thailand maken nog geen 2 procent uit van de totale bevolking, maar genieten grote belangstelling van toeristen. Thailand telt ten minste twintig bergvolken. Er zijn zes hoofdgroepen, de Karen, Hmong, Lahu, Mien, Akha en de Lisu, en ze zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Tibet, Myanmar (Birma), Laos en China. De meesten wonen in de bergachtige gebieden rond Chiang Mai en de provincies Chiang Rai, Mae Hong Son en Nan.

De Karen

De circa 320.000 Karen vormen verreweg het grootste bergvolk van Thailand. De twee subgroepen, de Sgaw en de Pwo, kunnen elkaars dialect niet verstaan. De eerste Karen arriveerden in de 18e eeuw, en ook nu trekken Karen-vluchtelingen nog vanuit Myanmar, waar dit volk al ruim vijftig jaar voor onafhankelijkheid strijdt, naar Thailand. Ze zijn al christenen sinds de Britse koloniale tijd in Birma, en hechten grote waarde aan monogamie. De afstamming van de Karen verloopt via de vrouwelijke lijn.




De Hmong

De circa 120.000 Hmong zijn het op een na grootste Thaise bergvolk. De meesten kwamen in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw Thailand binnen, op de vlucht voor de burgeroorlog in Laos. Het Thaise leger, dat zeer anticommunistisch was, beschouwde de Hmong als opstandelingen. Nog altijd is de verhouding met de Thaise overheid gespannen – hoewel de Hmong in Laos, waar ze aan Amerikaanse zijde streden, juist te boek staan als anticommunistisch. De verwantschap loopt via de mannelijke lijn en polygamie is toegestaan. De vrouwen van de Blauwe Hmong dragen met indigo geverfde plooirokken en hebben het haar in een enorme knot; de Wittte Hmong-vrouwen dragen witte henneprokken en zwarte tulbanden.

De Lahu

Een deel van de 73.000 Lahu in Thailand is christelijk. Ze hangen echter ook het animisme aan en kennen een lange geschiedenis van messiaanse leiders, aan wie ze bovennatuurlijke krachten toeschrijven. Kenmerkend voor de traditionele kleding van de vier groepen – Rode, Zwarte en Gele Lahu en Lahu Sheleh – zijn zwarte en rode jasjes. Lahu zijn goede manden- en tassenmakers en befaamde jagers, zowel met geweren als met kruisbogen. Luipaarden en tijgers komen hier niet meer voor, maar ze maken nog altijd jacht op beren, herten, eekhoorns, vogels en slangen.

De Mien

Net als de Hmong zijn de meeste Mien (of Yao) waarschijnlijk afkomstig uit Laos, maar er wonen ook grote aantallen in Myanmar, Vietnam en de Chinese provincie Yunnan. De animistische gebruiken van de Mien vertonen veel Chinese trekken, zoals voorouderverering en taoïsische rituelen. De verwantschap loopt via de vader en polygamie is niet ongebruikelijk. Veel van de 40.000 Mien in Thailand dragen moderne kleding, maar van oudsher hebben de vrouwen onder andere zwarte jasjes aan met een rode, op bont lijkende kraag en een grote blauwe of zwarte tulband. Op tassen en kleding worden ingewikkelde motieven geborduurd.

De Akha

De 48.000 Akha, die zich van oudsher het sterkst tegen assimilatie verzetten, zijn waarschijnlijk het armste bergvolk van Thailand. Toeristen komen er vooral vanwege de prachtige hoofdtooi van zilveren ronde schijfjes, munten, kralen en veren die de vrouwen dragen – niet alleen bij speciale gelegenheden, maar ook als ze op het land werken. Hun geloof is een mengeling van animisme en voorouderverering. Akha traceren hun voorouders tot twintig generaties terug.

De Lisu

De 28.000 Lisu in Thailand hebben een enorme voorliefde voor felle kleuren. De vrouwen dragen lange groene of blauwe katoenen jurken met gestreepte mouw­inzet, de mannen wijde broeken in dezelfde kleuren. Hun geloof is een combinatie van animisme en voorouderverering. Ze zijn bedreven zilversmeden en leveren sieraden aan de Akha en de Lahu. De Lisu, een bijzonder trots volk, staan bij andere stammen bekend als gewiekste zakenlui.

Andere etnische minderheden

Ook twee andere groepen zijn het vermelden waard, omdat veel van hun dorpen op de route van trektochten liggen, al zijn ze strikt genomen geen echte bergvolken. De Shan, met hun vaste nederzettingen, rijstcultuur en Theravada-boeddhisme, behoren tot de etnische groep van de Tai en hun taal lijkt sterk op het Noord-Thaise dialect. Veel Shan uit Myanmar zijn de laatste jaren vanwege de onrust in hun land naar Thailand getrokken. Misschien behoorden de Shan wel tot de etnische Tai die zich in de 9e of 10e eeuw in het noorden van Thailand vestigden. De Kayan (of Padaung) zijn een subgroep van de Karen in Myanmar. Kayan-vrouwen staan bekend om hun zware koperen halsringen, die zo’n 5 kg kunnen wegen en de hals er langer uit doen zien. Excursies naar de ‘giraffevrouwen’ zijn zo lucratief dat de Thaise overheid de bouw heeft toegestaan van drie toeristendorpen ten westen van Mae Hong Son. Hoewel het gebruik van halsringen in Myanmar praktisch was verdwenen, is een aantal Padaung-vrouwen er, gedwongen door grote armoede, weer mee begonnen.

Verdwijnende culturen

De culturen van de bergvolken in Thailand worden bedreigd door een toenemend tekort aan land, gedwongen verhuizing, het ontbreken van landrechten en staatsburgerschap, analfabetisme en slechte medische zorg. Veel boeren verbouwen opium, wat de Thaise overheid probeert te ontmoedigen. Enkele programma’s, gesteund door de Thaise regering, de VN en buitenlandse regeringen, zijn succesvol, en er wordt nu steeds vaker koffie, thee en fruit verbouwd. Als de dorpelingen winstgevender gewassen kunnen telen, hoeven ze geen opium meer te verbouwen om rijst te kopen, is de filosofie. Er is echter verzet tegen de omschakeling vanwege de hoge investeringen die ermee gemoeid zijn.

Godsdienst Met een bevolking die voor ruim 90 procent uit boeddhisten bestaat, is het geen wonder dat de invloed van het boeddhisme in vrijwel heel Thailand zichtbaar is. Moslims, die slechts circa 6 procent van het inwonertal uitmaken, leven vooral in het uiterste zuiden van het land, dicht bij de grens met Maleisië. Het resterende deel bestaat uit verspreide christelijke, hindoe- en sikhgemeenschappen.

Door de eeuwen heen is het boeddhisme van grote invloed geweest op de vorming van het Thaise karakter. De boeddhistische nadruk op de vergankelijkheid van het leven, en op de noodzaak om hevige emoties en extreem gedrag te vermijden, heeft veel bijgedragen aan de ontspannen, zorgeloze charme van de Thaise bevolking.

Het Theravada-boeddhisme

De meeste Thaise boeddhisten hangen de Theravada-richting aan, die ook in Laos, Cambodja, Myanmar (Birma) en Sri Lanka wordt beleden. Net zoals de Thai culturele invloeden van buitenaf (zoals de tempelbouw van de Khmer) in een unieke Thaise vorm hebben gegoten, zo is in de loop van eeuwen ook een heel eigen Thaise interpretatie van het boeddhisme ontstaan.

Het Theravada-boeddhisme is een combinatie van boeddhistische, hindoeïstische en animistische geloofsopvattingen. Het is de oudste van alle boeddhistische stromingen en kan als enige zijn oorsprong rechtstreeks herleiden tot de lessen van Gautama Boeddha in de 6e eeuw v.Chr. De centrale leerstellingen van deze richting gaan uit van de vergankelijkheid van het leven en de onvolmaaktheid van alle wezens.

Met behulp van een ingewikkeld geheel van regels proberen de Thai, zowel leken als monniken, sprituele verdiensten te verwerven in het huidige leven, om daarmee hun volgende leven gunstig te beïnvloeden, zodat het lijden afneemt en het bestaan uiteindelijk leidt naar het einddoel: nirvana (verlichting). Bijna alle godsdienstige activiteiten waarmee bezoekers in Thailand te maken krijgen, hebben dan ook te maken met het verwerven van verdiensten. Een man die een deel van zijn leven doorbrengt als monnik bouwt verdiensten op door de strenge regels van het kloosterleven te volgen. Ook degene die monniken ondersteunt door ze dagelijks voedsel te geven, of een tempel bezoekt om voor een zieke te bidden, verwerft verdiensten.

Een boeddhabeeld waarbij gebeden worden opgezegd, vormt slechts een religieus symbool; het is niet zo dat het beeld, of Boeddha zelf, worden vereerd.

Het Mahayana-boeddhisme

Het Mahayana-boeddhisme wordt voornamelijk beleden door Thai van Chinese afkomst. Bezoekers zullen Mahayana-tempels vooral in Chinatown in Bangkok aantreffen. Kenmerkend voor deze richting (Mahayana betekent ‘groot voertuig’) is het geloof dat degenen die het nirvana hebben bereikt, terugkeren op aarde om anderen te helpen dezelfde staat te bereiken. De vormen van het boeddhisme die onder andere in China, Tibet, Taiwan, Japan, Korea en Vietnam de overhand hebben, behoren tot het Mahayana-boeddhisme.

Typerend is het gebruik van amuletten en talismannen. Zo kunnen bezoekers zich in de sanjao (centrale schrijn) van een Mahayana-tempel de toekomst laten voorspellen aan de hand van het patroon waarin staafjes die ze uit een koker schudden terechtkomen. Bij begrafenissen worden papiergeld en kartonnen huisjes op poppenhuisformaat (compleet met papieren Mercedes Benz-autootjes) verbrand om de overledene te helpen in zijn of haar volgende leven.